Een briljante carrière
De beginjaren in Zaltbommel
Joest (1940) werd kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog geboren in Amsterdam. Een aantal Amsterdammers vluchtte naar Zaltbommel, waaronder zijn ouders, Joest en zijn oudere broer. Het waren met name mensen uit de intellectuele kringen, links georiënteerd en maatschappelijk geëngageerd. Zijn moeder was afgestudeerd in de rechten, wilde haar studie voortzetten in Spanje, maar de burgeroorlog maakte een eind aan haar aspiraties. In Nederland had zij een pro deo advocatenpraktijk. Zijn vader had MO biologie gestudeerd en vervulde functies bij de SDAP.
In Zaltbommel boden zijn ouders onderdak aan drie Joodse mensen. Daaronder was Bernt Karlsberg, een Duitse jurist, die Duitse Joden hielp te vluchten naar de Verenigde Staten. Ook Sal Kleerekoper, een econoom, later hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, was met zijn vrouw bij hen ondergedoken. Het was niet zonder gevaar, temeer omdat de NSB -burgemeester naast hen woonde. Het is een wonder dat ze niet zijn verraden. De stad had aan het eind van de oorlog veel last van V1 -s . Veel doden en gewonden. In 1944 is Zaltbommel geëvacueerd en kwam het gezin terecht in een interneringskamp in Neerijnen.
Joest herinnert zich drie voorvallen.
- Joest lag ziek te bed in de slaapkamer van zijn ouders. Er kwam een meisje binnen op een pony en reed door de gang zo de slaapkamer binnen. Joest; “Zo’n bezoek heb ik later nooit meer gekregen!”
- Op een nacht wilden Duitse soldaten het huis binnenkomen. Zijn moeder schrikte ze af met te roepen:”’Ansteckungsgefahr! Diphterie! Dat hielp.
- Er was een Engels vliegtuig neergehaald. Een gevangen genomen Engelse militair werd opgebracht naar het stadhuis, waaronder de cellen waren. De menigte ging spontaan het Engelse volkslied zingen.
Een indrukwekkende vorm van verzet. De Duitsers waren doodstil en grepen niet in. Je krijgt nog kippenvel als je daaraan terugdenkt.
Rotterdam en het Libanon
Kort na de oorlog werd zijn vader benoemd tot hoofd Bureau Kunstzaken van de Gemeente Rotterdam. In 1946 verhuisde het hele gezin naar Rotterdam. Zijn vader had eigen plaatsen in de schouwburg. Joest heeft daardoor legio toneelstukken, balletvoorstellingen, opera’s en concerten bijgewoond en galeries bezocht. Een culturele vorming in optima forma. Joest zat ook constant bij de Slegte. In de derde klas las hij Shakespeare, in de vierde Dante`s Divina Commedia. In de 5e hield hij een lezing over Dante.
Na de lagere school aan de Vredehofweg, de school van Sneep, ging Joest in 1952 naar Het Libanon. Ze woonden aan de Charlotte de Bourbonlaan. Vader was een goede kennis van de daar eveneens wonende rector Deering. Zijn ouders waren socialisten, evenals Deering. Uiteindelijk is zijn vader directeur van De Doelen geworden.
In het gedenkboek “100 jaar Libanon Lyceum” beschrijft Joest de school als een vriendelijke school met aardige activiteiten als schoolfeesten, toneeluitvoeringen en het repas des condamnées. Maar wel met een duf schoolsysteem: op het gymnasium vooral vertalen, zoals Plato, zonder iets te weten van de inhoud van zijn denken. Maar in dat duffe schoolsysteem sprongen er drie inspirerende docenten uit: mevr. Kamp-Kan, Muste en Hemelrijk. Het waren docenten die meer brachten dan lessen in hun vak. Bij Kamp – Kan werd aandacht besteed aan Franse chansons. Er was een debatingclub. Muste kon fantastisch vertellen. Hemelrijk begon elke les met een citaat op bord, in het Latijn. Een geweldige leraar.

Conrector Hoekstra was een geleerde in zijn vakgebied, maar niet de favoriet van Joest. De sfeer was verschillend per afdeling. De H.B.S. was anders dan het gymnasium. Ook de alfa- en beta-opleiding kenden een andere sfeer.
Joest: ”Ik had het op school redelijk naar mijn zin. Ik trok op met Jaap Kuiper uit mijn klas. De meeste namen weet ik niet meer. Er waren geen leerlingen aan wie ik een hekel had. Door een slechte gezondheid, die me mijn hele leven parten heeft gespeeld, heb ik de derde klas gedoubleerd. 3.

Al in Zaltbommel heb ik twee keer difterie gehad, de tweede keer met verlammingsverschijnselen. Tot op de dag van vandaag gaat lopen slecht. Ik leef vanuit mijn stoel.
In mijn jeugd heb ik getennist en gehockeyed bij Victoria. Een andere liefhebberij was zweefvliegen. Heb daarin ook verschillende brevetten gehaald.
In 1959 behaalde ik mijn gymnasium-alfa diploma.
Studie
In 1959 ging ik, min of meer gedwongen door mijn moeder, rechten studeren In Amsterdam. Colleges heb ik maar spaarzaam gevolgd en in het begin helemaal niet. De rechtenstudie was bijzaak. Ik was meer geïnteresseerd in colleges wijsbegeerte, kunstgeschiedenis en Italiaans. Het laatste met als oogmerk het lezen van Dante in het Italiaans.
Ik was corpslid en actief in de organisatie van Cinestud (zie foto uit 1960), toen het grootste filmfestival. Daar had ik het gigantisch druk mee. Een beetje teveel hooi op mijn vork, vrees ik.
Tijdens een congres in Rome ontmoette ik een Italiaans meisje. Zij studeerde in Milaan. Ik ben daar ook gaan studeren. We zijn getrouwd, maar het huwelijk heeft geen stand gehouden. Mijn tweede huwelijk met Willy (kunsthistorica, juriste) was net zo goed als mijn eerste slecht was. We zijn inmiddels ruim 40 jaar getrouwd. Uit mijn eerste huwelijk heb ik een zoon en uit mijn tweede huwelijk twee dochters. Twee van de drie zijn werkzaam in de advocatuur.
Aan de Katholieke Universiteit Leuven ben ik gepromoveerd. Later ben ik daar ook gasthoogleraar geweest. Daarnaast was ik verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel. Mijn promotie had als onderwerp het werk van de 18e eeuwse Napolitaanse filosoof Vico. Centraal in mijn studie stond een nieuw doordenken van het begrip “rechtsstaat.” (Geen overbodige luxe in deze tijd, J.v.L.).
Werk
Eerst, van 1966 tot 1975, heeft Joest gewerkt bij de rechterlijke macht in Rotterdam. Zijn eerste grote rechtszaak, begin jaren `70, was de zwart geld -affaire met verzekeringsmaatschappij “Stad Rotterdam”. Hij was toen substituut-officier. De meeste hoger geplaatsten deinsden terug om deze zaak op zich te nemen. Joest niet. Hij kreeg achteraf veel waardering voor zijn werk.
Dat bleef niet onopgemerkt. Hij werd lector in aan de Universiteit in Tilburg en in 1978 hoogleraar aldaar in het strafrecht en het strafprocesrecht. In 1986 volgde een hoogleraarschap aan de RUL. Daarnaast gaf hij ook enkele jaren college mensenrechten aan de twee universiteiten in China.
We zouden pagina`s kunnen vullen met de titels van zijn boeken, zijn publicaties en zijn nevenfuncties. Een onwaarschijnlijke productie, die niet goed denkbaar is in één mensenleven. We lichten er twee wapenfeiten uit.
Samen met Blom (NIOD) en Schöffer heeft Joest 2,5 jaar gewerkt aan een rapport over oorlogsmisdadiger Menten betreffende het opsporings -en vervolgingsbeleid vanaf de bevrijding tot zomer 1976 en de invloeden waaraan dat beleid heeft blootgestaan. Het is een boekwerk van ruim 900 pagina`s geworden. Een tweede wapenfeit is zijn rapporteurschap van de mensenrechtensituatie in Indonesië.

In 2001 ging hij met pensioen. Zijn gezondheid ging steeds verder achteruit. Hij kon niet meer full time werken. De erkenning van zijn bijdragen aan de wetenschap blijkt o.a. uit het feit dat hij in de KNAW (Koninklijke Academie voor Wetenschappen) de plaats voor strafrecht mocht bezetten. Indertijd was er in de KNAW één vaste plaats voor strafrecht, en die kreeg hij.
Verder is hem een eredoctoraat aan de VU Brussel toegekend, een bijzonderheid. Hij werd research fellow aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 1986 was Florence culturele hoofdstad. Ter gelegenheid daarvan is Joest een Europese prijs voor de rechtsgeleerdheid toegekend alsmede een internationale cultuurprijs. In eigen land is hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Kortom: loftuitingen te over. Zie de foto met Joest in vol ornaat.
De eigenzinnigheid van Joest komt fraai tot uiting toen hij verplicht werd voor het geven van zijn afscheidscollege in Leiden zaalhuur te betalen (en daarnaast ook de kosten van de receptie). Voor deze absurde eis, waaraan collega`s mokkend maar stilzwijgend voldeden, is hij niet gezwicht. Dan maar geen afscheidscollege.
Slot
De aanleiding voor dit gesprek was dat in het gesprek met oud-leerling Bob Hoogenboom (zie elders in dit blad) duidelijk werd dat Joest naast Uri Rosenthal diens promotor was bij zijn proefschrift. Twee Libanezen, twee generaties, die elkaar op deze manier in hun vakgebied ontmoeten. Je mag het op zijn minst opmerkelijk noemen. Joest is niet meer mobiel, maar hij heeft door de jaren heen een heel goede verhouding met Bob gehouden. Goed te horen dat er nog steeds contact is.
Joest is al jaren lid van de VOL en hoopt zo ook de komende tijd op de hoogte te blijven van het wel en wee van de school, waar hij met “redelijk genoegen”, om in zijn stijl te blijven, op terugkijkt. Joest, een noeste werker met een briljante carrière.
Foto`s
1. Gymnasium 4e klas 1956-1957 met namen
2. Cinestud 1960
3. Joest 2007
4. Joest in vol ornaat